Wie kinderen in huis heeft, zal er af en toe tegenaan lopen dat ze moeilijke vragen kunnen stellen. Vragen over het leven en de dood, over de toekomst van de aarde, over het klimaat of over waarom de één in het leven meer/minder krijgt dan de ander. Hoe je met deze vragen om moet gaan, dat verschilt per leeftijd van het kind. Hieronder staat per leeftijd hoe je lastige vragen over het algemeen het beste kunt beantwoorden.
Peuters
Vanaf een jaar of twee gaan kinderen vragen stellen: dit wordt ook wel de beruchte ‘waarom-fase’ genoemd. Peuters willen niets liever dan de wereld om zich heen ontdekken en begrijpen. Ze zullen dan ook alles aangrijpen om meer te leren over wat ze zien, voelen, horen. Tegelijkertijd snappen ze abstracte begrippen nog niet, waardoor het lastig wordt deze in de juiste context te plaatsen.
Tip Leg begrippen zo duidelijk en begrijpelijk mogelijk uit, maak het niet nodeloos ingewikkeld.
Tip Schep een sfeer van openheid en veiligheid, geen vraag is fout of gek.
Kleuters
Kinderen tussen de 4 en 6 zijn extra dol op verhalen. Dit komt door de fase van het magisch denken waar ze zich in bevinden. Bij het magisch denken is er nog geen duidelijk onderscheid tussen oorzaak en gevolg (regent het omdat je een paraplu hebt, of heb je de paraplu nodig voor de regen).
De vragen die kleuters stellen binnen het vlak van levensbeschouwing en de wereld om zich heen gaan vaak niet over ‘waar’ of ‘niet waar’, maar is net als bij peuters gericht op een beter begrip van de wereld om zich heen. Op deze leeftijd komen kinderen er meestal achter dat niet iedereen in God gelooft, of dat gezinnen heel anders in elkaar steken dan ze gewend zijn.
Tip: Voor kleuters is de vraag of iets wel of niet echt gebeurd is vaak niet belangrijk. Kleuters
kunnen bang zijn voor dingen die ze niet begrijpen, bijvoorbeeld de dood. Samen de zorgen doorpraten, misschien bidden of een ander ritueel kan troost bieden.
Tip: Stel wedervragen om te ontdekken wat je kind bedoelt. Een kleuter denkt nog niet logisch na. Als ze willen weten waarom Jantje niet bij zijn eigen ouders woont kan dit verschillende dingen betekenen: het kan gaan over begrip voor de wereld, maar ook over de angst dat de eigen ouders zullen verdwijnen.
Schoolkinderen
Vanaf een jaar of zeven gaan kinderen nadenken of iets wel echt kan. Ze zijn hongerig naar kennis en zullen ook steeds kritischer kijken naar wat de mensen om zich heen denken en uitdragen. Denk bijvoorbeeld aan kinderen die bij vriendjes ontdekken dat ze geen vlees eten, en vervolgens thuis dit zelf ook willen doorvoeren. Kinderen in deze leeftijd is het belangrijk dat je hun vragen serieus neemt, en hier een weloverwogen antwoord op geeft.
Tip: In deze fase is het fijn om zelf alvast bedacht te hebben wat je van bepaalde onderwerpen denkt, zoals klimaatverandering of een leven na de dood. Als je dat weet, is het gemakkelijker om antwoord te geven.
Tip: Zeg niet te snel ‘Ik weet het niet’. Ga samen met je kind op zoek naar antwoorden die bij jullie
passen. Kijk bijvoorbeeld op wikipedia, zoek een boek over dit thema uit, vraag het aan
een bekende die er veel verstand heeft, of zeg: ik kom er later op terug, liefst zo concreet mogelijk.
Tip: Stel open vragen waar geen goed of fout antwoord op te geven is. Bijvoorbeeld: Hoe denk je zelf dat de hemel er uit zou zien, of wat vind jij van de manier waarop mensen met elkaar omgaan.
In het kort
Erken de vraag (je kind zit hier mee, dus je moet het niet zomaar afdoen)
Onderzoek de achterliggende reden (is er iets gebeurd?)
Wees eerlijk (ik weet het ook niet, het is een moeilijk antwoord.. Etc.)
Vraag naar het eigen antwoord
Gebruik zo duidelijk mogelijke woorden en begrippen bij het geven van een antwoord.